Interview plantenkwekerij van den Elzen
Langs de binnenwegen van Erp wisselen de velden asperges en aardbeien elkaar af. Plantenkwekerij Van den Elzen drukt haar stempel op het landschap van de Brabantse zandgronden. Ver over de grenzen waarderen telers de kwaliteit van het geteelde plantmateriaal. Die kwaliteit hangt nauw samen met de juiste keuze voor leveranciers van grondstoffen. Op substraat mag je niet bezuinigen, vindt de plantenkweker.
Frambozen, aardbeien en asperges. Dat zijn de drie pijlers van plantenkwekerij Van den Elzen in het Brabantse Erp. In de stromende regen laat productieleider Bart van Eerdt aardbeienplanten zien die op het trayveld staan. Deze planten gaan binnenkort de koelcel in en vervolgens naar klanten door heel Europa en daarbuiten. Hetzelfde geldt voor aspergeplanten en longcane frambozenplanten. Van een kleine kwekerij groeide Van den Elzen uit tot topvermeerderaar met locaties in Erp en Maasbree. Voor het juiste uitgangsmateriaal werkt de plantenkwekerij samen met vijf veredelingsbedrijven en beheert het een grote collectie moerplanten. In dit interview vertelt Bart over hun mooie plantenkwekerij.
Uitbreiding
Van den Elzen speelde tijdig in op de expansie van de zachtfruitsector. Afgelopen voorjaar nog kocht het bedrijf een perceel van 43 hectare aan in het Limburgse Maasbree. Op die locatie is in hoog tempo 25 hectare geschikt gemaakt voor de opkweek van frambozen. Plannen zijn er genoeg voor de rest van het perceel, waaronder de bouw van kassen voor het herbergen van de oerplanten en de opkweek van jonge stekken. Een deel van de teelt kan zo onder geconditioneerde omstandigheden plaatsvinden, zodat het uitgangsmateriaal gegarandeerd ziektevrij is. De enorme expansie van het bedrijf is nodig om de markt te bedienen, want ook de klanten groeien door. ‘Dus schalen we op. We willen steeds onderscheidend en vernieuwend zijn. Onze kracht is service en kwaliteit’, legt Van Eerdt uit.
Lange planning
Het leveren van plantmateriaal vergt een lange planning vooraf. ‘Onze insteek is om vraaggericht te produceren’, vertelt hij. ‘95% van het plantmateriaal is al verkocht voordat de eerste stek de rond in gaat. Om een indruk te geven: we verkopen nu planten die wij in 2021 leveren.’ Een stekje dat in juli is geplant, groeit uit tot trayplant en gaat vervolgens half december de koeling in. Het is dan nog mogelijk om de planten tot augustus van het daaropvolgende jaar te bewaren en uit te leveren. De opkweek van frambozen neemt eveneens veel tijd in beslag. In mei plant het opkweekbedrijf de pluggen in de pot. Gedurende het teeltjaar groeien de kleine planten uit tot longcanes. In de herfst gaan de planten in de koelcel, waarbij ze voldoende koude-uren krijgen zodat de planten goed uitlopen bij de klant. Daarna levert Van den Elzen ze uit, afhankelijk van de teeltplanning. 90% van de frambozenplanten gaan vervolgens naar het buitenland, naar productiegebieden in Spanje, Italië en Marokko.
Af en aan
De piek van de afname van substraat ligt in het voorjaar en in juni. Van Eerdt: ‘Vanaf half januari tot april rijden hier dagelijks één tot twee vrachtwagens met potgrond het erf op voor het vullen van containers voor frambozen. In juni vullen we trays voor aardbeien, dus dan gebeurt hetzelfde en rijden de vrachtwagens af en aan.’ Zolang Van den Elzen trayplanten maakt, is er al een goede band met Kekkilä-BVB, en specifiek met het merk BVB Substrates. Die relatie bestaat zo’n dertig jaar. De bedrijven zijn als het ware met elkaar meegegroeid. Het opkweekbedrijf heeft ook een tweede substraatleverancier en heeft er bewust voor gekozen om ieder de helft te laten leveren. ‘We bestellen bij beide dezelfde mengsels. De reden dat we dit zo doen heeft te maken met risicospreiding’, vertelt de productieleider.
Voorspelbare kwaliteit
Goede planten opkweken is topsport. De kwaliteit van het substraat heeft daarbij prioriteit. Zes jaar geleden heeft het bedrijf bijvoorbeeld proeven gedaan met verschillende substraten om dichtslempen te voorkomen, want dat heeft gevolgen voor de plantkwaliteit. Zijn contactpersoon bij BVB Substrates was hierbij betrokken, evenals adviseurs van substraatdealers Vos Capelle en Hortinova. ‘We kiezen voor de beste substraten. Soms valt dat wat duurder uit, maar we vinden dat we daar niet op mogen besparen. Onze visie is om voorspelbare kwaliteit te leveren, dus dat proces willen we borgen’, vindt Van Eerdt.
Substraatkeuze
De containers van de frambozenplanten zijn volledig gevuld met kokossubstraat. Voor aardbeien trayplanten bestaat het mengsel op dit moment uit veen, kokos en perlite. Het bedrijf gebruikt daarvoor drie verschillende basismengsels, afhankelijk van het type tray. Niet meer, want het moet overzichtelijk blijven. Nieuwe substraten die een lagere milieufootprint hebben, hebben zeker aandacht. Van Eerdt: ‘We streven naar een milieuvriendelijke teelt, dus willen we zeker die kant op.’ Strawberry Green Propagation, een duurzaam substraat op basis van BVB Accretio kan een alternatief zijn. Dit mengsel is vorig jaar al beproefd op Proefcentrum Hoogstraten in België. ‘Op dit moment gebruiken we het nog niet. Het staat wel op de planning om er proeven mee te doen. We zijn er nieuwsgierig naar. Zo’n grote verandering kunnen we pas doorvoeren als we zelf ervaring hebben opgedaan’, vindt de productieleider.
Footprint
Duurzaamheid staat hoog op de agenda. ‘Voor ons betekent het dat steeds meer teelten los van de ondergrond plaatsvinden. Het is een trend. We vangen het drainwater op van onze percelen en proberen het waterverbruik terug te dringen’, legt hij uit. Hetzelfde geldt voor ziektebestrijding. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt steeds meer aan banden gelegd en is eindig. Daarom zijn de veredelingsprogramma’s die gericht zijn op resistentie tegen ziekten en plagen zo belangrijk. ‘De lijnen naar de veredelingsbedrijven zijn kort. We zitten er dicht op.’ Van Eerdt legt uit dat Van den Elzen op alle fronten kijkt waar het beter kan. ‘Het is vanzelfsprekend dat we zonnepanelen installeren waar dat mogelijk is. En voor ons geldt dat we plastic zoveel mogelijk vervangen voor duurzame alternatieven.’